een boost voor onze gezondheidszorg

‘Uw baby heeft een zeldzame maar levensbedreigende ziekte? Dat is dan twee miljoen euro voor een medicijn.’ Uw geld of uw leven: het is voor veel farmabedrijven een manier van zaken doen. Met investeringskosten heeft dat al lang niks meer te maken – veel pillendraaiers worden slapend rijk door patenten op medicijnen die ze niet eens zelf ontwikkeld hebben. Onze gezondheidszorg kreunt eronder. En dan zijn er nog de lange wachtlijsten door het tekort aan verpleegkundigen.

We richten een Europees Salk Instituut op. De naam is een eerbetoon aan Jonas Salk, de onbaatzuchtige uitvinder van het poliovaccin. Het Instituut verzamelt de bestaande fondsen en financiert daarmee hoogstaand medisch onderzoek. Welk onderzoek er gebeurt, laten we niet langer over aan de winstgrillen van Big Pharma maar aan de bestaande noden. Het eindresultaat – de nieuwe medicijnen, ook tegen ziektes die volgens de farmareuzen niet “rendabel” zijn – wordt een publiek goed, toegankelijk voor iedereen. Met het geld dat we uitsparen kunnen we eindelijk investeren in meer personeel en een betere preventie.

Een boost voor onze gezondheidszorg

In juni 2019 werd het leven van Arne en Stephanie grondig dooreengeschud. Het was het jaar dat hun zoon Lias geboren werd. Hun geluk kon niet op. Maar toen kwam de klap: Lias had mucoviscidose, een aangeboren ziekte. Het is een verschrikkelijke ziekte die leidt tot grote ongemakken en veel pijn doordat er taaie slijmen gevormd worden in de longen en andere organen. Twintig jaar geleden werden patiënten niet veel ouder dan 30 jaar. De specialist wist Arne en Stephanie wel te vertellen dat er hoop was. De jongste jaren is er forse vooruitgang geboekt in het onderzoek naar effectieve geneesmiddelen. De eerste resultaten van de studies met Kaftrio en Orkambi, de bekendste van die nieuwe generatie geneesmiddelen waren echt veelbelovend, zei de specialist. Het bood kans op een langer en normaler leven omdat Lias dankzij Orkambi meer energie zou hebben om naar school te gaan, een sociaal leven te hebben en later misschien zelfs een job aan te kunnen. Maar dat was niet het einde van de emotionele roetsjbaan voor de twee ouders. De twee veelbelovende medicijnen werden namelijk niet terugbetaald door de sociale zekerheid omdat de onderhandelingen tussen Vertex, het bedrijf dat een patent had op Orkambi en Kaftrio, en de Belgische regering maar bleven aanslepen. Dat Amerikaanse farmabedrijf had doodleuk beslist om een prijskaartje van 136.000 euro per jaar te hangen aan het medicijn dat het leven van hun zoontje op lange termijn draaglijker kon maken. Kaftrio kost zelfs 190.000 euro per jaar. Is het dan zo verschrikkelijk duur om Kaftrio of Orkambi-pillen te maken? Helemaal niet. Economen schatten de productieprijs op ongeveer 5300 euro. Nog altijd een enorme som, maar wel 35 keer minder dan Vertex er voor vraagt. Vertex beweert dat die hoge prijs nodig is om de kosten terug te betalen van het onderzoek naar de nieuwe medicatie. Maar hoeveel dat onderzoek hen dan juist gekost heeft, daar wil het bedrijf niets over lossen. We weten nochtans dat een groot deel van het onderzoek betaald werd door liefdadigheidsinstellingen in de VS die jarenlang geld inzamelden voor muco-patiënten. We kennen ook de winstcijfers van het bedrijf. Na aftrek van alle kosten zoals marketing, onderzoek en belastingen maakt Vertex maar liefst 44 procent winst. Geld dat zomaar naar de aandeelhouders stroomt. De Amerikaanse professor Paul Quinton is er het hart van in. Quinton die zelf lijdt aan mucoviscidose, lag met zijn onderzoek in de jaren 80 aan de basis van de huidige doorbraken. “Ik ben beschaamd wat er geworden is van mijn werk en de hebzucht die het veroorzaakt. Ik ben beschaamd dat ik daar aan meegewerkt heb. Wat Vertex doet is ziek. Het is hebzucht”, zei Quinton.

 

Zonder tussenkomst van de sociale zekerheid is het voor patiënten en hun ouders gewoonweg onbetaalbaar om het medicijn te krijgen. Die jaren van onzekerheid waren zwaar om te dragen. Je weet dat er een middel bestaat om de pijn te verlichten, maar het wordt gegijzeld door een bedrijf dat er vele miljarden wil aan verdienen. Arne heeft zelfs even overwogen om met zijn gezin naar Nederland te verhuizen omdat er daar eerder dan in België een overeenkomst werd gesloten tussen de overheid en Vertex. Uiteindelijk bereikte de regering een akkoord met Vertex. Alleen weten we niet hoeveel die deal de komende jaren zal kosten aan onze sociale zekerheid. “We zijn zo dankbaar voor de sociale zekerheid en de ziekteverzekering dat Lias behandeld kan worden want wijzelf zouden dat nooit alleen kunnen betalen,” zegt Arne. “Maar tegelijk denk je soms ook wel eens na over al dat geld dat op die manier weer niet kan gaan naar extra personeel of hulp voor andere zieken.”

Inzamelacties om het leven van kinderen te redden

Het verhaal van Kaftrio en mucoviscidose is geen alleenstaand geval. Enkele jaren geleden leefde het hele land mee met de zieke baby Pia en haar ouders. Pia had een erfelijke spierziekte en haar ouders moesten het onwaarschijnlijke bedrag van 1,9 miljoen euro betalen voor het nieuwe medicijn van de Zwitserse multinational Novartis. Zij zagen maar één mogelijkheid: een sms-actie om het leven van hun dochter te redden. Na Pia waren er ook nog baby Victor en baby Lucien. Telkens werden we geconfronteerd met hetzelfde fenomeen: een nieuw wondermedicijn maar met een duizelingwekkend hoge prijs. Het bleef niet bij die medicijnen voor zeldzame ziektes, ook bij andere medicijnen zijn de prijsstijgingen enorm. Op 5 jaar tijd groeide het geneesmiddelenbudget van onze sociale zekerheid met 17 procent. Geen enkele andere uitgavenpost in de gezondheidszorg explodeert zo spectaculair als die van de geneesmiddelen. Volgens het Monitoringcomité van de overheid zal de geneesmiddelenfactuur in 2024 twee keer sneller gegroeid zijn dan die van de ziekenhuizen, drie keer sneller dan die van de lonen van artsen en liefst zes keer sneller dan die van de lonen voor verpleegkundigen. De winsten van de farmabedrijven worden groter en groter, maar het budget van onze gezondheidszorg kraakt. Dat heeft gevolgen voor iedereen. Nu al moeten we een vijfde van de totale gezondheidszorguitgaven uit onze eigen zak betalen, ofwel rechtstreeks of via privéverzekeringen. Iedereen die ooit beroep moest doen op een ziekenhuis, een psycholoog, een tandarts of kinesist of die een hoorapparaat nodig heeft, weet wat dat betekent. Het is altijd even schrikken als je de factuur onder je neus geschoven krijgt. Doordat Big Pharma met zo’n groot deel van de middelen gaat lopen, blijft er ook te weinig over om te investeren in preventie, in het wegwerken van de wachtlijsten en in het personeel van de gezondheidssector.

 

Hoe kan het dat farmabedrijven zoveel macht hebben dat ze die fabelachtige prijzen zomaar zelf kunnen bepalen? Thor heeft zijn hamer en Captain America zijn schild. De farmabedrijven hebben hun patenten. Een patent geeft een bedrijf twintig jaar lang het alleenrecht om een geneesmiddel of vaccin zonder concurrentie op de markt te brengen. Bedrijven verwerven daardoor gedurende minstens twintig jaar een monopoliepositie. Niemand anders mag het geneesmiddel produceren of verkopen en het bedrijf kan de prijs dus volledig zelf bepalen want er is toch geen concurrentie. Dat lijkt misschien op het eerste zicht logisch. Een muziekgroep die hard werkt om een wereldhit te schrijven, mag daar achteraf toch ook iets aan verdienen? Niemand mag zomaar hun werk kopiëren en verkopen. Toch? Het is iets complexer dan dat. De meeste nieuwe geneesmiddelen of vaccins worden niet ontdekt door de farmabedrijven zelf. Van alle nieuwe geneesmiddelen die de bekendste farmareuzen zoals Pfizer en Johnson & Johnson op de markt brengen, hebben ze er minder dan een kwart zelf ontwikkeld. Wat die bedrijven wel doen, is de markt afschuimen naar de meest beloftevolle geneesmiddelen en technologieën die in kleine bedrijfjes of aan universiteiten door gepassioneerde onderzoekers worden ontwikkeld. De farmagiganten leggen dan veel geld op tafel om die bedrijfjes op te slorpen of het patent te kopen. Die kleine bedrijfjes en die universiteiten namen de risico’s en deden het grootste werk. De farmabedrijven koppen helemaal aan het eind de bal binnen en gaan met de winst lopen. Eigenlijk komt het hierop neer: de publieke investeringen in risicovol onderzoek worden aan het einde van de rit door Big Pharma geprivatiseerd. Het meeste onderzoek dat aan de basis ligt van nieuwe geneesmiddelen wordt grotendeels betaald met publieke fondsen, met geld van de overheid dus. Alleen al in de VS wordt meer dan 70 procent van het fundamenteel onderzoek dat nodig is voor de ontwikkeling van nieuwe medicijnen uitgevoerd door overheidsinstellingen, universiteiten en andere non-profitorganisaties.

Patenten zetten een rem op innovatie

Terwijl de gezondheidszorg in veel landen al jarenlang kreunt onder de besparingen, is het voor de aandeelhouders van farmabedrijven elke dag feest. Roche: 15,2 miljard dollar winst per jaar. Johnson & Johnson: 14,7 miljard dollar winst. Pfizer: 21,9 miljard dollar winst. Bedragen om van te duizelen. De geneesmiddelenindustrie is de meest winstgevende sector van de economie. Per 100 euro omzet, maken de grootste farmaceutische bedrijven gemiddeld 13,8 euro winst. Dat is beter dan de bankensector, beter dan de technologiesector, beter dan gelijk welke sector. En dat allemaal dankzij de patenten. Dat de farmagiganten een grote rol spelen in de ontwikkeling van nieuwe medicijnen is dus een mythe. De Italiaanse econome Mariana Mazzucato berekende dat Pfizer de voorbije tien jaar bijna dubbel zoveel geld doorsluisde naar de aandeelhouders als dat het investeerde in het onderzoek naar nieuwe medicijnen. Haar conclusie is dan ook duidelijk: “Big Pharma schaadt de innovatie in de geneesmiddelensector”.

 

Het rare is dat dat systeem van patenten helemaal nog niet zo lang bestaat. Tot in die jaren 90 van de vorige eeuw stopte de patentbescherming aan de nationale grenzen. Als er in de VS een wondermiddel ontdekt werd, konden pakweg Braziliaanse of Indiase bedrijven dat gewoon ook produceren. Toen die laatste landen een eigen farmaceutische industrie begonnen uit te bouwen, zagen de Amerikaanse farmabedrijven daar een groot gevaar in. Na een massale lobbycampagne werd een wereldwijde patentbescherming uitgerold. Onder grote druk ondertekenden 123 landen in 1994 de zogenaamde TRIPS-akkoorden. Een geneesmiddel produceren en verkopen waarop je niet het patent hebt, werd plots illegaal. Daar werd de betonlaag gelegd waarop de farmabedrijven hun huidige winstcijfers konden bouwen. Dat systeem is nu helemaal uitgewoond. Het leidt tot de drama’s van Lias en Pia en zovele anderen en tot een gezondheidszorg die financieel uit zijn voegen barst. In het begin van de coronacrisis maakte Joseph Stiglitz die ooit de Nobelprijs voor Economie won, zich kwaad omdat hij rond de vaccins het patentenspel weer op gang zag komen: “We hebben de keuze tussen twee toekomstscenario’s. In het eerste gaan we door zoals gewoonlijk, en blijven we ons afhankelijk maken van de grote farmaceutische bedrijven. In het tweede toekomstscenario geven we toe dat ons systeem – waarin private monopolies profiteren van de kennis die grotendeels door publieke instellingen wordt geproduceerd – deze taak gewoon niet aankan.” Met andere woorden: we hebben een switch nodig.

‘Kan je een patent nemen op de zon?’

Dat het anders kan werd heel lang geleden al bewezen. Na de wereldoorlog werd de wereld geteisterd door polio. Het was een beangstigende epidemie. Je werd er niet alleen heel ziek van en belandde vaak maanden in een ziekenhuis, maar je kon er ook een verlamming aan overhouden. De Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt kwam in een rolstoel terecht nadat hij de ziekte op zijn 39ste opliep. De zanger Neil Young mankt sinds hij op vijfjarige leeftijd polio overleefde. Nu, 70 jaar later is de ziekte zo goed als uitgeroeid. Dat hebben we te danken aan de viroloog Jonas Salk. Samen met een team van gepassioneerde collega’s bond hij de strijd aan met het virus. Er werd geld ingezameld bij het grote publiek en ook de Amerikaanse overheid deed een duit in het zakje. In totaal zouden zo’n 20.000 artsen en gezondheidswerkers hun krachten bundelen. In 1955 was het zover: de eerste veilige en doeltreffende poliovaccins komen aan in een Amerikaans ziekenhuis. Even later bezocht een tv-ploeg het laboratorium van Salk. Het leverde een van de meest legendarische momenten uit de tv-geschiedenis op. De verlegen professor had duidelijk moeite met die plotse aandacht. De journalist vroeg hem wie er nu het patent had op het poliovaccin. De vraag overviel Salk. Hij aarzelde even en zei dan: “Wel, het volk, zou ik zeggen. Er is geen patent. Zou je een patent kunnen nemen op de zon.” En hij liet er een grote glimlach op volgen. Doordat er geen patent was, kon de ziekte in heel de wereld goedkoop en relatief snel uitgeroeid worden. Mocht er wel een patent zijn, dan had dat Salk naar schatting 7 miljard dollar opgeleverd. Maar hij kon zich niet voorstellen dat hij schatrijk zou worden door mensen te pluimen wiens leven gered kon worden dankzij zijn wetenschappelijk onderzoek. Salk en co bewezen dat het kon: de wereld beter maken door samen te werken, zonder dat hebzucht en beurskoersen in de weg staan.

 

Ondertussen hebben we vier decennia van neoliberalisme achter de rug en lijkt het idealisme van Salk definitief tot het verleden te behoren. Dat is alleen maar schijn. In medische kringen wint het idee aan populariteit. In 2016 kwam het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg KCE, dat bevolkt wordt door onafhankelijke wetenschappers, naar buiten met een rapport dat nadacht over mogelijke toekomstscenario’s voor de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen. Want, zo schrijven ze: “De visie over medisch-farmaceutische innovatie wordt vandaag in Europa en de rest van de wereld erg gedomineerd door een economische logica. Wij willen aantonen dat het mogelijk is om die visie in vraag te stellen ten voordele van een meer burgergerichte visie.” Het loopt grandioos verkeerd en het moet anders, aldus deze wetenschappers. En hoe het dan anders moet? “Geneesmiddelen moeten zo ontwikkeld worden dat ze inspelen op de prioriteiten van patiënten en de maatschappij, niet in de eerste plaats om zoveel mogelijk winst te genereren. (...) Die visie vertrekt van een visie op het geneesmiddel als een publiek goed, dat voor iedereen toegankelijk en betaalbaar moet zijn.” Het rapport zit vol verfrissende ideeën. Dit zijn wetenschappers die het duidelijk beu zijn dat ze in zo’n hebzuchtige omgeving moeten werken en die durven dromen van een beter systeem. Medicijnen moeten terug een publiek goed worden, zeggen ze. Overheden moeten het wetenschappelijk onderzoek zelf aansturen en financieren. De farmaceutische bedrijven kunnen dan nog altijd medicijnen blijven produceren, maar dan wel op een concurrentiële basis. Omdat ze bijvoorbeeld het beste product tegen de laagste prijs leveren, niet omdat ze toevallig een pak geld op tafel hebben gelegd om een ontdekking te patenteren. Toen we het rapport van het KCE lazen waren we meteen geïnspireerd. Wat als we nu eens een Europees instituut oprichten dat wetenschappers de middelen geeft om hun passie bot te vieren op alle ziektes die onze planeet teisteren? We noemen die nieuwe instelling het Europees Salk Instituut als eerbetoon aan de minzame onderzoeker die de wereld het poliovaccin schonk.

Een grote gemeenschap van wetenschappers

Ook internationaal leeft het idee. In opdracht van het Europees Parlement maakte de Italiaanse professor Massimo Florio een doorlichting van de farmaceutische sector. Zijn oordeel is streng: “Het systeem is ziek, we moeten het achter ons laten.” Volgens hem moet er op Europees niveau een publieke infrastructuur komen die de hele cyclus van de ontwikkeling van nieuwe medicijnen in handen neemt. Vandaag gebeurt het gros van het fundamenteel onderzoek aan publieke universiteiten en gesubsidieerde onderzoekscentra. Het is vooral in de laatste fase – het testen van de nieuwe medicijnen op proefpersonen – dat de farmareuzen opduiken. In die fase worden de ontdekkingen van onderzoekers omgezet in werkbare medicijnen. Het Europees Salk Instituut moet ook dat aspect uitvoeren of middelen geven aan bedrijven en instellingen die dat kunnen. Maar dan wel met de voorwaarde dat alle onderzoeksgegevens en resultaten achteraf openbaar beschikbaar zijn en vooral dat er geen patent genomen wordt op de resultaten. Die openbare resultaten zouden een schatkamer vormen voor toekomstige onderzoekers die dan kunnen bestuderen wat er al allemaal uitgeprobeerd werd, wat werkte en wat niet werkte.

 

Door alle onderzoekers in de Europese Unie met elkaar te verbinden en hen financieel te ondersteunen zou het Europees Salk Instituut op korte tijd een gamma aan nieuwe geneesmiddelen en technologieën kunnen uitbouwen. Elk eindproduct dat ontwikkeld wordt in de schoot van het instituut, krijgt een open licentie, vergelijkbaar met wat nu bestaat voor vrije software. Dat betekent dat het eigendomsrecht van de uitvinding wel beschermd wordt, maar dat iedereen automatisch de toestemming krijgt om alle informatie erover op te vragen en te gebruiken. Elk bedrijf dat dat wenst, heeft dus toegang tot de kennis en de technologie die vereist is om te beginnen met de productie van een medicijn. Het systeem van de open licenties beschermt de verspreiding van de kennis en zorgt er tegelijk voor dat bedrijven niet stiekem toch nog een patent nemen. Door alle informatie beschikbaar te stellen wordt samenwerken het nieuwe normaal. Elke nieuwsgierige wetenschapper kan er in grasduinen en op verder bouwen. Kennis floreert pas echt als ze gedeeld wordt. Dat wordt bewezen door talloze voorbeelden uit de geschiedenis van de wetenschap. Zo werkt bijvoorbeeld ook het CERN, het Europese onderzoekscentrum in Genève, waar duizenden wetenschappers verspreid over heel de wereld adembenemende ontdekkingen doen in de fysica. Sommigen van hen werken rechtstreeks voor het CERN, vele anderen doen op afstand mee. Dat is het model voor het Europees Salk Instituut: een grote community van onderzoekers en artsen die ondersteund met publieke middelen samenwerken aan de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen die de mensheid vooruithelpen. Net als het CERN krijgt het Europees Salk Instituut een raad die de grote lijnen van het onderzoek vastleggen op basis van de noden die er zijn. In die raad zitten vertegenwoordigers van de lidstaten, maar ook wetenschappers, patiëntenbewegingen, mutualiteiten en vakbonden. Zo krijg je een krachtige wisselwerking tussen de wetenschap en de samenleving.

De ziektes die Big Pharma verwaarloost

De voorbije jaren werd er al geëxperimenteerd met die nieuwe manier van werken. Geconfronteerd met de hebzucht van de farmareuzen bleven onderzoekers niet bij de pakken zitten. Toen Artsen Zonder Grenzen in 1999 de Nobelprijs voor de Vrede won, besloten ze om een deel van de geldsom te gebruiken voor de zoektocht naar een andere manier om geneesmiddelen te ontwikkelen, weg van het winstmodel dat veel te dure pillen opleverde. In 2003 zette de NGO samen met de Wereldgezondheidsorganisatie en vijf onderzoeksinstellingen uit India, Kenia, Maleisië en Frankrijk de schouders onder het Drugs for Neglected Diseases initiative (DNDi). Ze hadden vastgesteld dat heel wat ernstige infectieziektes in het Globale Zuiden maar heel weinig aandacht kregen van de farmaceutische industrie. Daarom noemen we ze ook ‘verwaarloosde ziektes’. Big Pharma vindt die ziektes niet interessant omdat ze vooral voorkomen in armere landen waar patiënten en overheden niet de middelen hebben om de gebruikelijke miljoenen op tafel te leggen. Het DNDi heeft geen last van aandeelhouders die elke kwartaal de winstcijfers nauwgezet in de gaten houden. Ze zien zichzelf als een ‘experiment in innovatie’. De initiatiefnemers willen niet alleen zo snel mogelijk medicijnen ontwikkelen voor die verwaarloosde ziektes, maar ook tonen dat het kan: open en transparant samenwerken. In 15 jaar tijd hebben ze al 8 nieuwe geneesmiddelen ontwikkeld, onder meer tegen de slaapziekte, malaria en aids bij kinderen. De komende jaren zouden er nog 8 kunnen bijkomen, zo veelbelovend zijn de voorlopige resultaten. “In het begin waren velen sceptisch of onze ‘non-profit’ aanpak wel zou kunnen slagen”, schrijft de organisatie. “Maar we zien in de praktijk dat samenwerken en openheid net meer onderzoekers kan aantrekken, de onderzoeksfase kan versnellen en het volledige ontwikkelingsproces net meer efficiënt en minder duur kan maken.” De cijfers zijn sprekend. De ontwikkeling van de 8 medicijnen kostte ongeveer een miljard euro. Dat is een fractie van de ontwikkelingskosten waar Big Pharma mee schermt om hun dure prijzen te legitimeren. “Wij willen geneesmiddelen ontwikkelen als een publiek goed. Onderzoek en ontwikkeling gebaseerd op de noden van patiënten in plaats van op winstmaximalisatie”, aldus het DNDi. Wat perfect lukt voor tropische ziektes, moet toch ook kunnen voor andere aandoeningen?

 

Niet alleen malaria of de slaapziekte zijn verwaarloosde ziektes. Rond heel wat belangrijke gezondheidsproblemen wordt veel te weinig vooruitgang geboekt. De voorbije jaren hebben zowat alle grote multinationals hun onderzoek naar Alzheimer stopgezet. De eerste resultaten waren te zwak en dus gaven ze het meteen op. De Leuvense toponderzoeker Bart Destrooper werd er moedeloos van: “Had de farmasector wat meer risico genomen en wat meer geduld geoefend en de medicijnproeven niet na de eerste tegenslag afgeblazen, dan hadden we vandaag dichter bij een geneesmiddel gestaan.” Dan hadden de 140.000 Belgische patiënten met Alzheimer en hun familie opnieuw hoop gehad.

 

Wat het DNDi kan, kan het Europees Salk Instituut ook, maar dan op een veel grotere schaal. Het zou miljoenen patiënten hoop geven en ook een revolutie teweegbrengen voor het werk van duizenden wetenschappers. Zij zouden hun talent kunnen inzetten om werkelijk het verschil te maken zonder dat ze bang moeten zijn dat het resultaat van hun werk achteraf gegijzeld wordt door de farmareuzen. Ze zouden zich volop kunnen concentreren op onderzoek dat er echt toedoet en genieten van de kracht van samenwerking over de grenzen én over de muren van de bedrijven heen. Het Europees Salk Instituut zou ook de frustrerende verspilling tegengaan. Nu vloeien miljoenen euro’s naar kleine veranderingen aan bestaande moleculen of technologieën. De farmareuzen hebben die veranderingen nodig omdat ze dan hun patent nog eens voor vele jaren kunnen verlengen, maar het levert geen enkele verbetering op. Cochrane, een organisatie die medisch onderzoek evalueert, berekende bovendien dat jaarlijks 150 miljard euro verspild wordt aan onderzoeken die een concurrent ook aan het doen is of die tien jaar geleden gedaan werden maar waarvan de resultaten opgeborgen werden in een geheime kluis van het bedrijf. Tel maar uit wat de maatschappelijke winst is van het Europees Salk Instituut dat alle resultaten publiek toegankelijk maakt.

 

Maar wie zal dan de medicijnen produceren eenmaal ze ontdekt zijn? In de farmaceutische industrie werken verspreid over heel Europa tienduizenden bekwame en ervaren arbeiders en laboranten. Ook in ons land, denk aan de meer dan 3000 werknemers bij Pfizer in Puurs die al meer dan 1 miljard coronavaccins produceerden, een ongelooflijke krachttoer. In Waver en Rixensart zijn bij de Belgische vestigingen van GSK maar liefst 9000 gespecialiseerde werknemers aan de slag.

 

Met het Europees Salk Instituut willen we die knowhow beschermen. Het enige dat verandert, is dat de krachtsverhoudingen tussen de overheid (die het grootste deel van de kostprijs van de medicijnen betaalt) en de farmareuzen omgegooid worden. Nu moeten overheden met de farmabonzen aan tafel zitten om over de prijs te onderhandelen. Als ze niet genoeg geld op tafel leggen, dan komt het medicijn niet op de markt. Doordat het Europees Salk Instituut de dirigent is van het onderzoek naar medicijnen kunnen de farmareuzen niet langer geheimzinnig doen over de ontwikkelingskosten van de pil die ze op de markt willen brengen. Binnen het Europees Salk Instituut zal op basis van stevig onderzoek bepaald worden welke medicijnen we nodig hebben en hoeveel er daarvan geproduceerd moeten worden. Vervolgens kunnen de farmaceutische bedrijven via een openbare aanbesteding een offerte indienen. Het bedrijf met het beste bod, krijgt dan de bestelling. Bedrijven worden zo gedwongen om een prijs te bepalen die nauwer aansluit bij de productiekost. Hun winstmarges zullen kleiner zijn, maar de maatschappij zal er wel bij varen. Het Europees Salk Instituut staat sterk genoeg in de schoenen om er voor te zorgen dat de werknemers daar niet de dupe van worden. Het kan behalve de prijs ook rekening houden met andere factoren zoals degelijke werkomstandigheden of een verbod op delokalisering naar een lageloonland.

Het kiwimodel, actueler dan ooit

Dat het op die manier mogelijk is om enorme prijsdalingen te bekomen, weten ze in Nieuw-Zeeland al veel langer. Daar dwingt de overheid door openbare aanbestedingen lagere prijzen af voor generieke geneesmiddelen. Alleen het goedkoopste medicijn wordt terugbetaald via de ziekteverzekering en dat levert besparingen op tot 90 procent. Dat we in België dat model van de andere kant van planeet kennen, hebben we te danken aan de veel te vroeg gestorven dokter Dirk Van Duppen. Hij was jarenlang voorzitter van Geneeskunde voor het Volk en maakte zich in het begin van de jaren 2000 druk over het feit dat cholesterolverlagende pillen zo’n grote hap uit het budget van de ziekteverzekering namen. Hij beet zich vast in de zaak en ontdekte dat zowat alle medicijnen veel te duur waren. Het boek dat hij daarover schreef, De cholesteroloorlog, sloeg in als een bom. Het was één grote aanklacht tegen Big Pharma en zo krachtig geformuleerd dat er tot in het parlement nachtenlang over gediscussieerd werd. Dirk Van Duppen wees op de voordelen van het Nieuw-Zeelandse systeem. Het Kiwimodel was geboren. Geneeskunde voor het Volk haalde samen met de vakbonden handtekeningen op voor het Kiwimodel. Zij eisten dat er ook in ons land openbare aanbestedingen voor medicijnen zouden worden georganiseerd. In enkele maanden tijd tekenden meer dan 100.000 mensen de petitie. Onder die druk overwoog de paarse regering van die tijd het Kiwimodel ook echt in te voeren. Maar de farmareuzen ontbonden hun lobbyduivels en de regering boog het hoofd. Het voorstel werd sterk afgezwakt. In 2019 bevestigde het Planbureau nochtans dat een toepassing van het Kiwimodel op de 100 meest voorgeschreven geneesmiddelen al meteen een besparing van een half miljard euro kan opleveren, genoeg redenen dus om de strijd van dokter Van Duppen verder te zetten.

 

Met het Europees Salk Instituut kunnen we het Kiwimodel op Europees niveau invoeren. Het zou een besparingen van vele tientallen miljarden opleveren. Dat is geld van de sociale zekerheid, overheidsgeld dus, dat we niet moeten doorschuiven naar de rekeningen van de aandeelhouders. Geld dat we kunnen investeren in de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen, in het wegwerken van de wachtlijsten in de gezondheidszorg of in het uitbouwen van een echte preventieve gezondheidszorg. Dat laatste wordt in België al jaren stiefmoederlijk behandeld door de opeenvolgende ministers van Gezondheid. Het beste medicijn is nochtans nog altijd het medicijn dat je niet moet nemen. Het voorkomen van ziektes door een snellere opsporing, gezondheidsvoorlichting of gezondere en veiligere werkomstandigheden is beter dan genezen. Maar dan moeten er wel middelen voor vrijgemaakt worden, middelen die er nu niet zijn doordat de farmareuzen een te grote hap nemen uit het budget. Dat zou ook de overconsumptie van geneesmiddelen kunnen tegengaan want nu ben je volledig afhankelijk van een economische sector die er baat bij heeft dat er zoveel mogelijk medicijnen worden geslikt. Eigenlijk komt het hier op neer: met het Europees Salk Instituut neemt de overheid opnieuw de regie over van wat er gebeurt met de overheidsmiddelen. Die vloeien niet langer naar de aandeelhouders van de farmareuzen, maar naar de samenleving. Het geld van de sociale zekerheid kan dan ingezet worden waarvoor het echt dient. Nieuwe en betaalbare medicijnen voor patiënten, een betere preventie en meer middelen voor het personeel in de gezondheidssector. Na het applaus tijdens de coronacrisis verdienen zij een echte investering. Die investering wordt mogelijk dankzij een hervorming van de manier waarop we omgaan met de ontwikkeling en de verkoop van medicijnen. De oprichting van het Europees Salk Instituut kost natuurlijk ook geld. Professor Massimo Florio denkt zelf aan een bedrag van 20 miljard euro per jaar op Europees niveau. Met dat bedrag zouden we op 20 jaar tijd honderden nieuwe geneesmiddelen kunnen ontwikkelen in Europa. Maar als we de huidige versnippering tegengaan en de bestaande onderzoeksmiddelen van de Europese lidstaten in het fonds van het Europees Salk Instituut stoppen, kan dat bedrag vermenigvuldigd worden. Ter vergelijking: in de VS krijgen de National Institutes of Health (NIH) jaarlijks 42 miljard dollar van de overheid om onderzoek te doen naar nieuwe medicijnen. Ze stellen maar liefst 5000 wetenschappers aan het werk. Op korte termijn zou die heroriëntatie van middelen in de Europese Unie een besparing van vele miljarden opleveren voor de sociale zekerheid.

 

“Monopolies zijn dodelijk”, schreef Nobelprijswinnaar Stiglitz. “We hechten al veel te lang geloof aan de mythe dat het huidige systeem in de medische sector noodzakelijk is. Toepassingen van open wetenschap laten zien dat dit niet klopt. Het is tijd voor een nieuwe aanpak. Er is nog nooit een betere tijd geweest om die ideeën in de praktijk te brengen dan nu.” Met het Europees Salk Instituut maken we zowel maatschappelijk als wetenschappelijk een grote sprong vooruit. We staan inderdaad voor een heldere keuze. Investeren we voortaan in gezondheid of blijven we investeren in de dividenden van de monopolie-aandeelhouders? De farmareuzen zijn een te duchten tegenstander, maar dat betekent niet dat ze onoverwinnelijk zijn. Zoals Jonas Salk ooit zei: “Hoop vind je in dromen en in verbeelding, maar vooral in de moed van de mensen die deze dromen willen verwezenlijken.”