“Ik kan geen geld toveren”, zei Emmanuel Macron ooit tegen verpleegkundigen die hem smeekten om meer te investeren in de gezondheidszorg. Het is een zinnetje dat hij sindsdien vaak herhaalt als hij geconfronteerd wordt met maatschappelijke uitdagingen. Ook in de rest van Europa wimpelen politieke leiders elke vraag om iets te doen aan de grote noden af met hetzelfde mantra. De pensioenen verhogen? “Onbetaalbaar.” Investeren in het onderwijs om iets te doen aan het lerarentekort? “Onmogelijk.” Publieke woningen bouwen en huizen isoleren? “Sorry, geen ruimte in de begroting.”
“Wij kunnen geen geld toveren”, zeggen ze telkens als iemand wijst op een noodzakelijke investering. Maar de afgelopen 15 jaar leerden we dat dat heel relatief is. Het hangt er immers vanaf wie aan de deur komt kloppen. Er bleek plots wel heel wat tovergeld te zijn om de banken te redden van het faillissement in 2008. In België vond de regering in één nacht tijd 27 miljard euro voor Fortis, ING, KBC en Dexia. In 10 jaar tijd trok de Europese Unie 1500 miljard euro uit voor het ondersteunen van de banken en de verzekeraars, die daardoor de meest gesubsidieerde sector van de hele maatschappij werd. Onze schuld explodeerde en om het gat te vullen werd er jarenlang bespaard wat leidde tot een decennium van magere economische groei. De maatschappelijke kosten van de graaicultuur op Wall Street waren torenhoog en geen enkele bankier werd ooit ter verantwoording geroepen.
Toen we begin 2020 getroffen werden door een onbekend virus was er na jaren van besparingen plots weer massaal veel tovergeld. Vaak kwam dat geld terecht in de zakken van bedrijven die dat helemaal niet nodig hadden. Dat restaurant- en caféhouders, technisch werklozen en kunstenaars ondersteund werden was helemaal terecht. Maar was het echt nodig om Shell, Total, Siemens, Volkswagen en LVMH (Louis Vuitton Moët Hennessy) te ondersteunen? Na het eerste coronajaar was Bernard Arnault, de baas van LVMH maar liefst 100 miljard euro rijker geworden. Hij was niet de enige. Oxfam rekende uit dat er tijdens de pandemie 573 miljardairs bijkwamen. Dat is één extra miljardair om de 30 uur. In die twee jaar stegen de fortuinen van de allerrijksten sneller dan in de 23 jaar voor het uitbreken van de pandemie. Terwijl in diezelfde periode elke 33 uur 1 miljoen mensen dreigden in de armoede terecht te komen.
Na de pandemie werden ons de roaring twenties beloofd, een periode van groei en knaldrang. In de plaats kregen we een oorlog en weer heel veel tovergeld. De Duitse regering vond plots 100 miljard euro om F-35’s en andere wapens te kopen. “Het begin van andere tijden”, zei bondskanselier Scholz. In ons land verhoogde de regering het militaire budget met 5 miljard euro per jaar. Het was nauwelijks een debat waard. De wapenfabrikanten van Dassault en Lockheed Martin wrijven zich in de handen. Bedrijven als Airbus en BMW maken zich klaar om ook een graantje mee te pikken van de militaire investeringen. In de hele wereld werd vorig jaar meer dan 2000 miljard euro besteed aan wapens. Hernieuwbare energie moest het met een pak minder doen: 750 miljard euro.
Tovergeld bestaat dus wel degelijk. Daar getuigen de subsidiestromen richting banken, miljardairs en wapenfabrikanten van. Veel debat is er meestal niet nodig om de miljarden te vinden. Maar als het gaat om de aanpak van de ongelijkheid, het creëren van leefbare pensioenen, betere werkomstandigheden voor verpleegkundigen en leerkrachten of maatregelen om de klimaatverandering te stoppen, dan wordt plots de rekenmachine bovengehaald. Erger nog, dat zijn meestal de groepen en sectoren die in de zwaarste klappen delen als er bespaard wordt.
“Dwaasheid is steeds weer hetzelfde doen en dan andere resultaten verwachten”, zo vatte Einstein ooit het bekende spreekwoord over de ezel en de steen samen. Maar dat is nochtans precies wat onze regeringen al dertig jaar doen. Besparen op essentiële diensten en geld uitdelen aan bedrijven om dan telkens vast te stellen dat ons land helemaal niet voorbereid is op de volgende crisis.
Met de switch draaien we deze bladzijde om. Gedaan met de verspilling van overheidsmiddelen. Voortaan investeren we zorgvuldig en heel bewust in publieke infrastructuur. Elke euro vloeit daardoor rechtstreeks terug naar de samenleving en verdient zichzelf terug. De kraan van overheidsmiddelen richting de bodemloze zakken op de beurs wordt dichtgedraaid.
Door 4 procent van alle rijkdom die België in een jaar produceert te investeren in grote sociale en klimaatprojecten bereiden we de toekomst voor. Dat is veel meer waard dan de 2 procent die nu elk jaar naar vernietigingswapens vloeien om de oorlogen uit het verleden te doen heropleven. Dankzij die investeringen blazen we de economie nieuw leven in. De switch zal honderdduizenden nieuwe jobs opleveren in de gezondheidszorg, in het collectief transport, in de bouw, in de nieuwe technologie en in de hernieuwbare energie. Van de arbeider tot de wetenschapper, van de technicus tot de kunstenaar, iedereen zal er wel bij varen. Een planmatige aanpak in de energie- en de transportsector of de woonmarkt zal ons ook behoeden voor de miljarden kostende klimaatcatastrofes die nu met de huidige uitstoot onvermijdelijk op ons afkomen. Alle woningen isoleren, is bovendien niet alleen goed voor het klimaat maar doet ook de facturen dalen. Als we als samenleving de vruchten kunnen plukken van de publieke innovaties in de gezondheidszorg of technologie, zal dat veel inkomsten genereren en kosten besparen. Dat zien we in de Gig City van het Amerikaanse Chattanooga, in Denemarken met het openbare energiebedrijf en in het Weense woonbeleid.
Bij de investeringen voor de Switch kiezen we voor transparantie en democratische controle. In de eerste plaats wordt een publieke bank opgericht die de komende 10 jaar 160 miljard euro zal verzamelen en daarvoor beroep zal doen op het spaargeld van de Belgen. Bijkomende middelen kunnen gevonden worden door de sterkste schouders meer te laten bijdragen.
Energie | € 50 miljard |
Mobiliteit | € 50 miljard |
Wonen | €40 miljard |
Digitaal | €10 miljard |
Gezondheid | €10 miljard |
Een nieuwe openbare investeringsbank
Voor de publieke investeringsbank doen we inspiratie op in Duitsland. Daar is de Kreditanstalt für Wiederaufbau (KfW) al tientallen jaren een baken van stabiliteit. De veiligste bank ter wereld, zegt men wel eens. De bank is volledig in handen van de overheid en haalt geld op bij de spaarders om publieke investeringen te financieren. Dankzij de bank blijven die investeringen buiten de begroting en zijn ze dus ook niet onderworpen aan de besparingsdrift van de Europese Unie. Op die manier kon Duitsland een grote sprong vooruit maken op vlak van hernieuwbare energie of het isoleren van woningen.
Net als in Duitsland willen we dat de publieke bank de motor wordt van de isolatie- en renovatiegolf. De bank kan renteloze leningen aanbieden aan huiseigenaars en kleine ondernemers die hun woning of onderneming energiezuiniger willen maken. De lening wordt daarna op korte tijd terugbetaald met de opbrengst van de energiebesparing. Eenmaal de lening is afbetaald kunnen de eigenaars definitief genieten van de lagere facturen of ze kunnen een nieuwe lening aangaan om nog een stap verder te gaan door zonnepanelen of een warmtepomp te installeren. Dat is een veel efficiënter systeem dan de premies waarbij de huiseigenaars eerst zelf het volledige bedrag moeten ophoesten of een dure lening moeten nemen bij een privébank. Deze bank zal ook het nodige kapitaal leveren voor de financiering van de grote publieke projecten van Switch op vlak van energie, transport, technologie of gezondheid.
De nieuwe publieke bank heeft de bescheiden doelstelling om elk jaar 16 miljard euro op te halen bij de Belgische spaarders, dat is 1 procent van al het spaargeld. De bank gebruikt dat geld om de investeringen van het Switch-plan te financieren. De spaarders krijgen naast een aantrekkelijke interestvoet en een veilige investering ook alle informatie over waar hun geld naar toe gaat. De bank investeert en investeringen verdienen zich op lange termijn altijd terug.
Nieuwe inkomsten
Naast de publieke investeringsbank hebben we ook nieuwe inkomsten nodig om de hogere werkingskosten van de publieke bedrijven te betalen: meer bussen en treinen en meer investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Daarvoor zal een grondige fiscale hervorming nodig zijn:
-
Er moet een echte progressieve belasting komen, dat wil zeggen een belasting die vooral de allerrijksten viseert. Een miljonairstaks (een belasting van 1 procent op het bezit boven één miljoen euro, het eigen huis niet meegerekend) moet het nodige opstartkapitaal leveren voor de openbare bank en kan daarna gebruikt worden om de openbare diensten te verbeteren en de sociale zekerheid te versterken.
-
De fiscale cadeaus voor de rijksten moeten afgeschaft worden.
-
Er moet een echte doorgedreven strijd tegen fiscale fraude komen.
Dat de besparingen van de voorbije decennia een zware tol eisen kan niemand nog ontkennen. Dat ons land nood heeft aan een investeringsplan ook niet. De penibele toestand bij De Lijn of de NMBS, de groeiende wachtlijsten in de gezondheidszorg, het tekort aan leerkrachten en zorgkundigen, de crisis in de crèches, de veel te trage groei van groene energie, de almaar groter worden groep werknemers die uitvalt met een burn-out of een andere langdurige ziekte, de wooncrisis en noem maar op. De crisissen die zich vandaag opstapelen zijn het gevolg van keuzes uit het verleden. Met de switch willen wij ons land opnieuw weerbaar maken. Uit verschillende peilingen blijkt niet alleen dat de voorstellen in dit boek populair zijn, ze zijn ook nog eens haalbaar. Omdat ze op andere plaatsen in Europa hun nut bewezen hebben én omdat we ook hier voldoende middelen hebben om ze te realiseren.