Power to the people
Terwijl in heel Europa gezinnen kreunden onder de hoge energiefacturen, kropen de CEO’s van drie van de grootste energiereuzen – Engie, EDF en TotalEnergies – in hun pen. Om aan te kondigen dat ze de overwinsten terugstorten of dat ze de prijzen radicaal verlagen? Nee, om ons op te roepen om minder energie te verbruiken. Om ons gedrag te veranderen. “Iedereen moet nu onmiddellijk een grote inspanning doen. Elk gebaar telt”, zeiden ze. Alsof ons gedrag het probleem was. Alsof wij niet gezien hadden dat zij al maanden monsterwinsten aan het boeken waren. Alsof niet iedereen al begonnen was om noodmaatregelen te nemen, om de chauffage lager te zetten en minder lang te douchen uit angst voor de peperdure facturen.
Ook elders ontbrak het niet aan straffe uitspraken. “De markt is compleet out of control”, zei premier Alexander De Croo die ons meteen waarschuwde voor “vijf à tien” koude winters. “Dit marktsysteem werkt niet meer”, zei ook Commissievoorzitter Ursula von der Leyen. De markt doet nochtans precies wat er van een vrije markt verwacht mag worden. Enkele grote bedrijven worden schandalig rijk door de buitenissige prijzen die ze kunnen aanrekenen aan radeloze klanten. Gezinnen die in de zomer en de herfst een nieuw contract afsloten betalen tot 9000 euro per jaar. Opgeteld zijn dat vele miljarden die bijna rechtstreeks vloeien naar de aandeelhouders van de energiereuzen. In economieboeken heet dat: aandeelhouderswaarde maximaliseren. Het is de enige en ultieme opdracht van elke manager.
Ja, het klopt. Wat ons nu overkomt staat in schril contrast met wat diezelfde regeringspartijen en CEO’s ons beloofd hebben in het begin van deze eeuw toen de energiemarkt geliberaliseerd werd. Dat gebeurde onder druk van de Europese Unie, maar in België keken ze daar zo hard naar uit dat ze de Europese deadline zelfs niet afgewacht hebben. Het kon niet snel genoeg gaan. ‘De bedoeling van de vrijmaking van de elektriciteitsmarkt is om iedereen, zowel gezinnen en alleenstaanden als bedrijven, mee te laten profiteren van de voordelen van de vrijgemaakte markt: lagere prijzen, een betere dienstverlening, en meer hernieuwbare energiebronnen.’ Het zijn de woorden van de toenmalige minister van Energie Steve Stevaert die een idee geven van de euforie van die tijd.
Het liberale paradijs werd een hel
Dankzij de vrije markt zouden mensen kunnen kiezen tussen verschillende bedrijven. Die zouden ons om de oren slaan met kortingen en lage prijzen. Bovendien zouden ze ook nog eens massaal investeren in goedkope groene energie en op korte termijn alle verouderde en vervuilende centrales sluiten. Een energieparadijs, zowaar. Een paar jaar later al leek dat paradijs op die glimmende folder voor een supergoedkope vliegvakantie waaraan sommige mensen zich al eens laten vangen: prachtige foto’s van een chique hotel maar bij aankomst blijkt het een vervallen gebouw vlak naast een autostrade met een piepklein zwembad. “De liberalisering van de energiemarkt is een fiasco”, schreef De Standaard amper twee jaar na de vrijmaking van de markt. Overal in Europa maakten kranten een gelijkaardige vaststelling. De markt deed namelijk netjes wat de kapitalistische markt altijd doet. De groten aten de kleintjes op. Eenmaal er een paar mastodonten overbleven, gingen de prijzen omhoog. De Belgische werkende klasse was daarmee extra de pineut. In de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw werden de energieprijzen al kunstmatig hoog gehouden. Dat moest om de kerncentrales versneld af te schrijven en om de toenmalige Belgische privébedrijven te versterken, zo drukte men ons toen op het hart. Zo zouden die centrales tenminste geen makkelijke prooi worden voor buitenlandse overnemers en later zouden de Belgen dan kunnen genieten van lagere prijzen. Maar na de liberalisering werden de centrales die afgeschreven werden met overheidsgeld en de dure facturen van de burgers verpatst aan een Franse energiereus.
Dat was allemaal vanaf het begin de bedoeling van de liberalisering. De hervorming kwam er op vraag van de Europese Ronde Tafel van Industriëlen. Die vraag kwam niet uit de lucht gevallen. De liberalisering van de energiemarkt werd eerst uitgetest in het Chili van Pinochet, de dictator die de democratisch verkozen president Allende had vermoord maar die een lieveling was van de neoliberale economen. Even later ging ook het Verenigd Koninkrijk onder leiding van Margaret Thatcher voor de bijl. De patroons van de Europese multinationals stonden te trappelen om er ook aan te beginnen. “We hebben één grote Europese markt nodig als een thuisbasis voor Europese bedrijven die de wereldmarkten willen veroveren”, schreven zij in hun eisenbundel.
Die bedrijven kregen we. Electrabel werd overgenomen door Suez dat fusioneerde met Gaz de France en zo Engie werd. Eneco dat we kennen van de windmolens langs de autosnelweg werd enkele jaren geleden gekocht door … Mitsubishi. Die van die Japanse auto’s? Ja die, maar dat is maar een klein onderdeel van Mitsubishi, één van de grootste conglomeraten ter wereld die investeren in alles wat geld opbrengt.
In ons land waren er tot voor kort ook nog Luminus en Lampiris. Luminus werd overgenomen door EDF en Lampiris door TotalEnergies, die andere twee Franse energiereuzen. TotalEnergies heette eerst Total, daarna Total Fina nadat het het Belgische Petrofina had opgekocht. Even later werd de naam uitgebreid tot TotalFinaElf omdat het Elf Aquitaine had opgeslorpt. Maar omdat het fusies en overnames bleef regenen zijn ze gestopt met het verlengen van hun naam (er kunnen maar zoveel letters op een reclamebord) en teruggekeerd naar TotalEnergies. Je moet al een abonnement hebben op De Tijd of L’Echo om al die bewegingen aan de top van de energiemarkt te volgen.
Wij, de klanten zoals we genoemd worden sinds de liberalisering, moesten maar het beste contract zoeken in dat kluwen. Omdat iedereen verloren liep, kwamen er websites om de weg te wijzen. Daar kan je dan kiezen tussen abonnementen met illustere namen als ‘cosy flex’, ‘comfy flex’, ‘group flex’ of ‘smart flex’. Kiezen is in dit geval gokken want geen kat weet wat die termen willen zeggen. Bij pizza’s die je bestelt op je smartphone weet je min of meer wat je zal krijgen. Als je dan toch verkeerd gekozen hebt, maakt dat niet zoveel uit. Volgende keer beter. Bij die abonnementen met hun nietszeggende marketingnamen kan het meteen honderden euro’s schelen. En comfy, cosy of smart, geen enkele lamp in je woning zal er harder door schijnen. Net omdat het zo’n kluwen is, bleven de meeste mensen gewoon bij de leverancier die ze kennen en in België is dat Electrabel, pardon Engie, dat daardoor de onbetwiste marktleider is in ons land. Het resultaat kennen we. De CREG, de energieregulator, berekende het een paar jaar geleden al. In de eerste tien jaar na de liberalisering verdubbelden de prijzen. Van die grote beloftes was niets in huis gekomen.
De consument kreunt, de aandeelhouders feesten
Vandaag wordt de Europese markt gedomineerd door 7 multinationals: Engie, EDF, E.ON, Iberdrola, ENEL, Vatenfall en RWE. Zij houden de economie en de burgers in een houdgreep. De winsten die ze maken zijn om van te duizelen. In de eerste helft van 2022 maakte Engie maar liefst 5,3 miljard euro winst. Dat is meer dan dubbel zoveel als in dezelfde periode van vorig jaar. De studiedienst van de PVDA berekende in september 2022 dat Engie de komende drie jaar minstens 9 miljard overwinst zal boeken, dat is extra winst bovenop de winst die ze normaal boeken. TotalEnergies zag de winst in het tweede kwartaal stijgen tot 5,6 miljard euro. Dat is drie keer zoveel als in dezelfde periode een jaar eerder. Ook het Russische bedrijf Gazprom noteerde ondanks de sancties (of liever door de sancties) een winst van 41,6 miljard euro in zes maanden tijd, de grootste winst ooit. Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan is het ook feest. Het vloeibare gas uit de VS dat het Russische gas moet vervangen doet de winsten van Amerikaanse multinationals ontploffen. ExxonMobile maakte in het tweede trimester van 2022 maar liefst 18 miljard winst. “Die bedrijven maken meer winst dan god”, zei de Amerikaanse president Joe Biden. Eén schip gevuld met vloeibaar gas levert nu een winst op van 200 miljoen dollar.
Bijna nergens wordt zoveel goedkope stroom geproduceerd als in België dankzij de met overheidsgeld afgeschreven kerncentrales of de met subsidies betaalde windmolens. Maar de werkende klasse ziet daar geen euro van. Het is geld dat bijna rechtstreeks naar de aandeelhouders vloeit want het kost de energiebedrijven geen euro meer om kernenergie op te wekken of de gasbedrijven om gas uit de grond te pompen. Het zijn miljarden die bovenop de berg winst van de afgelopen decennia komen. De professor emeritus Aviel Verbruggen rekende uit dat de olie- en de gasindustrie in de laatste 50 jaar 2,8 miljard dollar winst per dag maakte. Elke dag. De vrije markt is een hold-up geworden, één van de grootste uit de geschiedenis. “De consument kreunt, de sector feest”, zo vatte een econoom het laconiek samen in een Vlaamse krant.
De oorlog in Oekraïne heeft de zaken op de spits gedreven, maar is op zichzelf niet de oorzaak van het fiasco. De prijzen waren al scherp aan het stijgen voor de Russische tanks Oekraïne binnenrolden. Toen werd de plotse heropleving na de coronapandemie met de vinger gewezen. Eerder was het de Turteltaks of de kerncentrales die door technische problemen uitvielen. Het komt altijd op hetzelfde neer: dure facturen en hoge dividenden. De echte oorzaak is namelijk de liberalisering. Na de liberalisering werd de prijs niet langer gebaseerd op wat het kostte om energie op te wekken maar op wat er geboden werd op de nieuwe energiebeurzen. De langetermijncontracten aan een vaste prijs die vroeger de norm waren, werden vervangen door aankopen op korte termijn op de beurs. De prijzen kunnen daardoor met vele procenten op een dag stijgen of dalen.
Duurzame energie? Zolang de winsten maar duurzaam zijn
De geliberaliseerde markt zorgde er ook voor dat we te afhankelijk bleven van vervuilende energiebronnen zoals olie en gas. Waarom zouden de energiereuzen investeren in hernieuwbare energie als er nog zoveel gas en olie in de grond zit? Terwijl we nu onze afhankelijkheid van Russisch gas afbouwen, maken we ons opnieuw afhankelijk van andere landen, van de VS of van Qatar.
De energiereuzen bezitten het gros van de centrales en kunnen dus vrij de prijs bepalen en beslissen waar ze investeren. Waar ze winst mee maken, maakt hen niet veel uit. Een kerncentrale, een gascentrale of toch een windmolen? Als ze maar langs de kassa kunnen passeren. De winsten van vandaag zijn de groene investeringen van morgen, zo beweerden de profeten van de liberalisering. Het was een macabere grap. De winsten van gisteren zijn enkel de dividenden en de bonussen voor de CEO’s van vandaag.
De energiereuzen beschikken over onnoemelijke middelen en laten zich omringen door lobbyisten die de deuren platlopen van onze regeringen. Het bezorgt hen een buitensporige macht. De ngo Friends of the Earth onthulde dat energielobbyisten in de periode tussen december 2019 en mei 2022 meer dan 500 ontmoetingen hebben gehad met de Europese Commissie. Dat betekent dat de Europese Commissie gemiddeld bijna elke dag samen zit met de vertegenwoordigers van de energiereuzen.
Het resultaat van dat lobbywerk zien we als we kijken naar het kleine aandeel van duurzame energie in ons land. Patrick Pouyanné, CEO van TotalEnergies, maakte daar ooit een cynisch grapje over: “Wat onze aandeelhouders het liefst willen, is de duurzaamheid van onze dividenden”. Te snel overstappen op hernieuwbare energie betekent de toekomstige winsten van de gas-, olie- en kerncentrales in gevaar brengen. Dus mocht het de afgelopen jaren niet te snel gaan. In 2013 riep Gérard Mestralet, de toenmalige CEO van Engie, daarom enkele van zijn collega’s bij elkaar voor een vergadering in het Magritte-museum in Brussel. Omringd door de werken van de Belgische surrealistische schilder besloten ze om een lobbyclub op te richten: de Magritte-groep. Het doel: vermijden dat de Europese autoriteiten maatregelen namen ten gunste van hernieuwbare energie en dat de klimaatdoelstellingen van de Europese Unie ambitieuzer worden. Jarenlang bestookten ze politici en de media met rampscenario’s over black-outs. Alle lichten in Europa zouden uitgaan als er ook maar één maatregel kwam die hun winsten in gevaar bracht. Het was chantage en onze regeringen bogen braaf het hoofd.
Natuurlijk weten die bedrijven dat ze ooit windmolens en zonneparken zullen moeten bouwen als ze die markt niet willen overlaten aan nieuwkomers en zo hun winsten willen op pijl houden. Het bezorgde de CEO’s kopbrekens. De investeringen in hernieuwbare energie stellen ze liefst zo lang mogelijk uit, maar als ze te lang wachten dreigt een concurrent met dat marktaandeel weg te lopen. De oplossing? In naam van het klimaat massaal veel subsidies opeisen. Het laatste offshore-windmolenpark dat voor de Belgische kust werd gebouwd, Seamade, is hiervan een mooi voorbeeld. Engie heeft er samen met andere energiereuzen en banken in geïnvesteerd. Maar bijna een derde van de investeringen is afkomstig van overheidssubsidies: de Europese Investeringsbank en de Waalse overheid. De federale regering garandeert bovendien 17 jaar lang een minimumaankoopprijs voor de geproduceerde windenergie, om te voorkomen dat de investeerders geld verliezen als de elektriciteitsprijs op de markten daalt. Dus ook als de energie veel goedkoper wordt, zal de klant evenveel blijven betalen. Zo gaat het dus tot nu toe. De kosten en risico’s worden gedragen door de overheid, de toekomstige winsten verdwijnen in de zakken van de privé-eigenaars en de overheidssubsidies worden in de vorm van groene belastingen doorgerekend op de energiefacturen. Hoe cynisch moet je zijn om de investeringen van privébedrijven te beschermen en alle risico’s door te schuiven naar de burgers en om dat dan te verkopen als de vrije markt die alles zal oplossen?
Er is nog een ander terrein waarop de multinationals staan te dringen voor subsidies. Met de overgang naar hernieuwbare energie wordt de opslag van energie één van de grote uitdagingen. Bij energie moet er altijd een evenwicht zijn tussen vraag en aanbod. Bij zonne- en windenergie kan dat wel eens een probleem opleveren. Soms waait het te hard of is er teveel zon, soms is het windstil en zit de zon dagenlang verborgen achter de wolken. We kunnen natuurlijk batterijen gebruiken of onze consumptie deels afstemmen op de beschikbaarheid, maar dat zal nooit volstaan. We zullen onze energie ook voor lange tijd moeten opslaan, bijvoorbeeld om in de winter te gebruiken wat we in de zomer produceren. De meest veelbelovende technologie op dat vlak is de omzetting van energie naar waterstof. Dat is een energiedrager die makkelijk kan worden opgeslagen en die in de zware industrie kolen, gas en olie kan vervangen als brandstof. Het grote voordeel is dat er bij de verbranding geen C02 vrijkomt, enkel waterdamp.
Zo’n wondermiddel trekt natuurlijk de aandacht van de energiemonopolies. In de eerste plaats om de subsidies binnen te rijven die worden uitgedeeld om deze nieuwe technologie op punt te stellen. De Europese Unie is van plan om miljarden euro overheidsgeld ter beschikking te stellen van de privésector voor de ontwikkeling van waterstof. De energiegiganten weten ook dat de controle van deze nieuwe technologie cruciaal wordt voor de verderzetting van hun dominantie in Europa en misschien zelfs in de rest van de wereld. Alleen beschikt België nog altijd over veel te weinig hernieuwbare energie om groene waterstof te produceren. Dus wordt er naar andere regio’s gekeken waar er wel veel zon is. De wedloop naar groene waterstof, liefst zo goedkoop mogelijk geproduceerd, is volop losgebarsten en Afrika dreigt nog maar eens een wingewest te worden van Europese multinationals met deze keer de zon als grondstof.
Als we opnieuw de logica volgen van de energiegiganten en de Europese leiders die aan hun hand lopen, riskeren we te herhalen wat er met gas, olie of kernenergie gebeurde. De kosten en de risico’s zijn publiek, de toekomstige winsten privaat. Europa zal weer afhankelijk worden van een energiebron uit Afrika en het Midden-Oosten waar de plaatselijke bevolking niets aan heeft omdat alle winsten gaan naar de multinationals en een kleine lokale elite.
De huidige crisis is net het gevolg van dit soort praktijken. Het is het totale failliet van de liberalisering die ons twintig jaar geleden werd opgedrongen. De energiegiganten hebben de investeringen in hernieuwbare energie te lang uitgesteld waardoor we nog altijd volledig afhankelijk zijn van gas en petroleum die elders geproduceerd wordt. Bovendien werd er getalmd met het isoleren van gebouwen en werd het openbaar vervoer afgebouwd waardoor we nog altijd veel te veel fossiele brandstoffen consumeren.
We hebben een switch nodig die een einde maakt aan de dictatuur van de monopolies. We hebben lagere facturen nodig met stabiele prijzen. We hebben ook dringend meer hernieuwbare energie nodig zonder dat dat een resem nieuwe taksen oplevert op onze facturen.
Deens sprookje
Kan dat wel, de macht breken van die bedrijven en hun gigantische lobbymachine? Ja, het kan en voor inspiratie hoeven we het niet eens zo ver te zoeken. In Denemarken bijvoorbeeld, een land dat amper groter is dan België en de helft minder inwoners heeft. Tot diep in de jaren 90 zag het er niet goed uit voor Denemarken. Het overgrote deel van de energie werd er opgewekt door steenkoolcentrales die enorm veel CO2 uitstoten. Geen goed idee in een land met een kustlijn van wel 7300 kilometer waarvan grote stukken bedreigd worden door de stijgende zeespiegel. Maar kijk, een kwarteeuw later staat Denemarken op het gebied van hernieuwbare energie helemaal aan de top van de Europese Unie. De helft van de elektriciteit wordt nu al opgewekt door windturbines. Tegen 2025 wil Denemarken helemaal afstappen van gas en steenkool. Geen enkel ander land in Europa drong de uitstoot van broeikasgassen zo snel terug. Dat hebben de Denen te danken aan een koppige uitvinder en vele anderen die zijn voorbeeld volgden. In 1891 knutselde boerenzoon Poul La Cour de allereerste windturbine in elkaar. Hij had toen al een droom: het hele land voorzien van windenergie. Om zijn landgenoten te overtuigen schreef hij er – hoe kan het ook anders in het land van Hans Christian Andersen – een sprookje over. De helden waren geen prinsen of prinsessen maar windenergie.
Elke keer Denemarken een energiecrisis doorworstelde – na de Tweede Wereldoorlog en tijdens de oliecrisis van de jaren 70 – leefden zijn ideeën op. Individuen en kleine gemeenschappen begonnen zijn voorbeeld te volgen. Windenergie werd hip. Zo populair dat de regering niet anders kon dan volgen, zeker toen vanaf de jaren 90 ook nog eens bleek dat al die steenkool de planeet doet opwarmen. De Deense overheid besloot dus om niet toe te geven aan de druk van de liberaliseringslobby en de belangrijkste elektriciteitsproducent Ørsted in eigen handen te houden. Daardoor kon de overheid een ambitieus doel opleggen aan het bedrijf. In de jaren 90 was 85 procent van de energieproductie ‘zwart’, vooral op basis van steenkool. Amper 15 procent was groen. Die verhouding moest in één generatie omgekeerd worden. Alle investeringen moesten gaan naar hernieuwbare energiebronnen, vooral windmolenparken op zee, terwijl de kolengestookte centrales gesloten moesten worden. De belangrijkste troef van Ørsted: niet de hongerige aandeelhouders maar de gebruikers stonden centraal. Winstgevende kolencentrales sluiten? Geen enkele CEO van een privébedrijf zou dat zelfs maar in zijn hoofd halen. Maar de keuze van het overheidsbedrijf loonde. Wind kost in een land omringd door zee niets, terwijl de prijs van steenkool de pan uit swingt. Natuurlijk moesten al die windmolens ook nog eens aangesloten worden op het elektriciteitsnet en moest er ook een oplossing gevonden worden voor windstille dagen. Daar zorgde een ander overheidsbedrijf Energinet voor. Dat bedrijf investeerde in verbindingen met de buurlanden. Als er teveel windenergie is wordt die geëxporteerd naar Zweden en Noorwegen waar die gebruikt wordt om de stuwdammen te vullen met opgepompt water. Wanneer de wind zwak is, worden de turbines in deze dammen aangezet om elektriciteit naar Denemarken terug te sturen.
De afwezigheid van de energiereuzen had nog een ander voordeel. De private energiebedrijven hebben graag individuele klanten die foeteren op de dure facturen maar die zich te machteloos voelen om daar iets aan te doen. In Denemarken is 60 procent van de gezinnen aangesloten op een collectief verwarmingssysteem. Als de wind waait, wordt deze collectieve verwarming rechtstreeks gevoed door de elektriciteit van de windturbines. Een deel van de energie wordt zelfs opgeslagen door warm water te produceren dat later kan worden gebruikt. Als de windproductie daarentegen te laag is, worden de collectieve verwarmingsinstallaties ingeschakeld, die pellets of biogas verbranden. Zij produceren warmte voor de bewoners én elektriciteit voor het net. De overheid heeft de ontwikkeling van deze collectieve verwarming in het hele land aangestuurd en gefinancierd. Voor de inwoners zijn er alleen maar voordelen. Onderzoekster Katinka Johansen van de Universiteit van Kopenhagen is vol lof over het systeem: “Collectieve verwarming is veel efficiënter dan individuele boilers. Het verbruik daalt met 40 procent. Aangezien stadsverwarmingsmaatschappijen geen winst nastreven, komen deze besparingen rechtstreeks ten goede aan de gebruikers.”
Er is nog een laatste pluspunt van de keuze om de macht van de energiereuzen uit te schakelen. Om te slagen moest Denemarken op grote schaal windturbines produceren en installeren. Een hele uitdaging maar ook een kans voor de werkende klasse. De windturbineproductie en -installatie biedt vandaag werk aan 30.000 mensen in Denemarken. Het land produceert bijna evenveel windturbines als China. Het loopt ook voorop bij de ontwikkeling van meer krachtige en goedkopere windturbines. De uitvinder Poul La Cour kreeg op die manier vele nakomelingen. De uitstoot naar beneden halen, de energiefactuur drukken en massaal goede jobs creëren. Het contrast met de chaos van de winstlogica in België kan niet groter zijn.
Een Belgische en Europese publieke en democratische switch
De liberalisering van de Europese energiemarkt deed ons recht op de muur afstevenen. Een muur waar we nu met een harde dreun tegen aan knallen. Van premier Alexander De Croo tot de voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen, onze politieke leiders geven het nu met zoveel woorden toe: de markt werkt niet. Alleen ontbreekt het hen aan de wil en de verbeeldingskracht om daar ook echt iets aan te doen. Het is nochtans eenvoudig. Mocht de prijs van energie gebaseerd zijn op de productiekosten dan waren de prijzen niet verdrie- of verviervoudigd in een paar maanden tijd. Voor de grote meerderheid van de Belgische energieproducenten zijn de kosten namelijk niet gestegen, enkel hun winst. De vrije markt laat hen toe om tot 10 keer meer te vragen voor hun energie.
Als we de energieprijzen drastisch naar beneden willen krijgen, als we terug een betrouwbare prijs en een stabiel aanbod willen en als we bovendien ook nog eens zo snel mogelijk de overstap willen maken naar hernieuwbare energie, dan zit er maar één ding op: we moeten de energiesector afpakken van de multinationals en er voor zorgen dat energie in publieke handen komt.
Energie is een basisbehoefte. Licht, een fornuis, een chauffage of een warme douche zijn geen luxeproducten. Energie is ook essentieel voor onze economie: om de scholen en ziekenhuizen te laten draaien, om machines aan de gang te houden en de treinen te laten rijden. Al die sectoren komen nu in de problemen door het wanbeleid van de afgelopen twintig jaar. Regeringen hebben ons lot in handen gelegd van enkele CEO’s. Maar energie is een kwestie van staatsbelang. Door de klimaatcrisis is dat meer dan ooit het geval omdat er een snelle maar uiterst complexe overgang nodig is naar hernieuwbare energie. Al die windmolens en zonnepanelen moeten nauwkeurig ingepast worden in een nieuw energiesysteem dat ons op elk moment van het jaar betrouwbare en goedkope energie oplevert. Er zal dus zorgvuldig gepland moeten worden om die uitdaging tot een goed einde te brengen. Dat kan je niet overlaten aan aandeelhoudersvergaderingen en speculanten op de beurs die maar één cijfer in de gaten houden, hun eigen winst. Het is tijd om afscheid te nemen van die kunstmatige energiemarkt.
Om de crisis te lijf te gaan hebben we nood aan publieke energienetwerken. Van het Europese tot het lokale niveau moet er dringend een geïntegreerd publiek alternatief komen. De liberalisering heeft een puinhoop achtergelaten en om de rommel op te ruimen zal een grootschalige investeringsronde nodig zijn. De geschiedenis leert ons dat we in tijden van grote crisis geen lapmiddelen nodig hebben maar ambitieuze en stoutmoedige plannen. Het vraagt een radicale omvorming van de manier waarop we nu bezig zijn. Het Deense voorbeeld is zeker een inspiratie maar ook de Denen blijven vastzitten in het Europese carcan van de vrije markt. We moeten verder durven gaan.
Een publiek Noordzee-initiatief
In dit vlakke land waar, zoals Brel zong, de bolle oostenwind het land nog vlakker slaat, is wind ons grootste potentieel. Om dat zo snel mogelijk te benutten richten we een nationaal openbaar energiebedrijf op. Langs autosnelwegen en op de Noordzee zal dit bedrijf volop investeren in nieuwe windmolens.
Een dichtbevolkt land als België met een wisselvallig klimaat zal natuurlijk nooit volledig zelf over de nodige hernieuwbare energie kunnen beschikken. Daarvoor moeten we de handen in elkaar slaan met de andere landen rond de Noordzee. Samen met onder meer het Deense Ørsted creëren we een cluster van publieke bedrijven die het initiatief neemt om de energie van de Noordzee aan land te brengen, te stockeren en te verdelen over de verschillende regio’s. De ambitie van de Denen nemen we over: tegen 2040 moeten alle landen die aan de Noordzee liggen energie-onafhankelijk zijn en genieten van een stabiele en goedkope levering van hernieuwbare energie.
Naast die Europese pijler hebben we ook een fijnmazig netwerk nodig van lokale publieke bedrijven die met zonne- en windenergie en batterijen aan de slag gaan. In Duitsland bestaan ze al en ze heten daar Stadtwerke. Ze produceren hernieuwbare energie, zorgen dat die tegen lage prijzen bij de inwoners terecht komt en helpen gezinnen om hun huis te isoleren. Die Stadtwerke komen niet zomaar uit de lucht gevallen. In 1998 werd de energiesector in Duitsland, zoals overal in Europa, geliberaliseerd. De gemeentebedrijven die toen bestonden, waren gedoemd om te verdwijnen. Ze dreigden verpletterd te worden onder het geweld van de energiereuzen. Maar precies het tegenovergestelde gebeurde. De inwoners van steden en dorpen zagen dat de prijzen de hoogte inschoten en besloten om ‘nein’ te zeggen. Gelukkig maar, terwijl de nationale regering het land volledig afhankelijk maakte van Russisch gas, vormen de Stadtwerke in steden als München, Berlijn en Hamburg nu een buffer tegen de crisis. De lokale publieke bedrijven kunnen volop experimenteren met de mogelijkheden van groene energie: collectieve verwarming voor appartementsgebouwen of straten, zonnepalen, kleine windmolens of zelfs een kleine waterkrachtcentrale. Ze kunnen er ook voor zorgen dat de warmte die opgewekt wordt op de industrieterreinen niet verloren gaat en verdeeld wordt over de wijken die in de buurt liggen. De lokale publieke bedrijven kunnen zich laten inspireren door het coöperatieve model met heel veel inspraak en een eerlijke verdeling van de opbrengsten.
Om de grote investeringen tot een goed einde te brengen hebben we een publieke bank nodig die voldoende kapitaal verzamelt. Het systeem van dure subsidies aan de energiegiganten werkt niet. Dat die gulle subsidies ook nog eens vermomd als groene taksen op de factuur terugkeren, doet alleen maar de weerzin tegen de transitie groeien. Omdat de aandeelhouders vervangen worden door de overheid kan het lek waar de winsten doorheen vloeien gedicht worden. Daardoor kan de prijs dalen. De bewoners en de werkers van dit land moeten medezeggenschap krijgen in het grote publieke energiebedrijf. Zij beslissen mee waar er geïnvesteerd wordt en aan welk ritme. Zelfs over de tarieven moet er democratische controle zijn. De publieke bedrijven staan ook garant voor de universele toegang tot energie. Dat gezinnen een klein beetje warmte wordt ontzegd omdat ze een factuur niet kunnen betalen, hoort niet thuis in een welvarende samenleving.
De ontwikkeling van de waterstoftechnologie moeten we ook als een strategische kwestie beschouwen. Als we massaal energie willen opstaan en als we de industrie CO2-vrij willen maken, dan zullen we niet zonder waterstof kunnen. Natuurlijk willen de monopolies de handen leggen op die technologie van de toekomst. Het zou hun machtsgreep bestendigen en zelfs uitbreiden met alle sociale en geostrategische problemen van dien. Dat wordt één van de grote uitdagingen voor het publieke Noordzee-initiatief. Als er windenergie op overschot is, dan zal die moeten worden omgezet in waterstof. Op windstille dagen kan er dan geput worden uit die voorraad. Dat zal enorme investeringen vragen. Waarom zouden we nog eens de fout maken om met publieke middelen privébedrijven te subsidiëren die daarna gaan lopen met de winsten? Laat de overheid deze keer zorgen voor voldoende opslagcapaciteit en voor installaties die windenergie kunnen omzetten in waterstof en waterstof in energie zodat die kan gebruikt worden door de huishoudens en de bedrijven die er nood aan hebben. Onze havens, en dan voornamelijk die van Antwerpen met de vele energie-intensieve chemiebedrijven in de omgeving en die van Gent met ArcelorMittal, zullen knooppunten worden van die nieuwe veelbelovende technologie.
Grote windmolenparken op de Noordzee, een uitgekiend netwerk van kleine publieke producenten, installaties die waterstof in energie omzetten. Om dat allemaal in goede banen te leiden kunnen we niet zonder een betrouwbaar elektriciteitsnet. Er zullen nieuwe lijnen gelegd moeten worden met het buitenland en ook de lokale producenten moeten met elkaar verbonden worden zodat de productie en consumptie op elk moment van de dag mooi op elkaar afgestemd worden. In Denemarken beseften ze meteen dat dat niet kan zonder netbeheerder in publieke handen. Daarom hebben we ook terug de controle nodig over de netbeheerders Elia en Fluxys (sinds de liberalisering zijn dat twee beursgenoteerde bedrijven) zodat ze de perfecte ondersteuning vormen van de energietransitie. Dat geldt ook voor de intercommunales die op gemeentelijk niveau het distributienet beheren. Die worden nu vooral gebruikt om mandaten te verdelen en zo het inkomen van politici aan te dikken terwijl ze zich ondertussen gedragen als privébedrijven en veel te hoge prijzen aanrekenen. De mandaatzoekers moeten vervangen worden door burgers die een echte democratische controle uitoefenen.
Nationaliseer de energiesector
Met hier en daar een nieuwe regel of energiecheque gaan we er niet komen. Onze ministers denken dat het volstaat om eens een straffe uitspraak te doen. Bij de levensduurverlenging van de kerncentrales hebben we gezien waar dat op neerkomt: ministers die moeten gaan bedelen bij de CEO van Engie voor wie België niet meer is dan een wingewest. Waarom zouden zij zich houden aan de regels van het spel als ze de macht hebben om het hele land in duisternis te storten en als ze een lobbymachine en leger advocaten hebben waar geen regering tegenop kan? Hoe naïef is het te hopen dat Total de olie en het gas in de grond laat zitten als dat een bijna eindeloze bron is van megawinsten? Dat kan alleen lukken als ze geen andere keuze hebben. Niet de spelregels moeten aangepast worden, we moeten gewoon stoppen met dit spel dat al veel te lang duurt en dat voor ons een uitputtingsslag is geworden. We hebben andere spelers en andere regels nodig. Dat is de switch waar we nu niet meer onderuit kunnen.
Energie is te belangrijk om het over te laten aan de grillen van enkele CEO’s en de graaizucht van aandeelhouders. Energie moet van ons zijn, moet openbaar zijn, moet in handen zijn van de gemeenschap en onder controle staan van diezelfde gemeenschap, van productie tot distributie en opslag, van lokaal tot internationaal. De energiesector moet genationaliseerd worden. Dat is de radicale maar onmisbare oplossing als we twee essentiële doelen willen bereiken: goedkopere energie en groene energie.
De alarmerende rapporten over de klimaatverandering hadden ons dat al geleerd en de huidige energiecrisis duwt ons brutaal met de neus op de feiten. De infrastructuur van de energiegiganten moet terug van ons worden. Eenmaal ze opnieuw van het publiek zijn, kunnen we net als in Denemarken zelf beslissen aan welk ritme we de vervuilende centrales sluiten. Dat zal bepaald worden door de noden die er zijn, zowel op vlak van klimaat als de bevoorrading. Hoe sneller we de alternatieven uitbouwen, hoe sneller we afscheid kunnen nemen van de vervuilende energie. De kosten van de ontmanteling laten we betalen door de vervuilers van het verleden, de energiereuzen die er zoveel miljarden aan verdiend hebben. Waarom zouden we de constructie van nieuwe gascentrales of windmolenparken subsidiëren als we het beheer en de controle daarna uit handen geven? Als eigenaar kunnen we zelf de prijs van de geproduceerde energie bepalen. Daar hebben we geen speculanten op de beurzen voor nodig. De Europese landen die nog altijd via langetermijncontracten grote hoeveelheden gas kopen en de beurzen links laten liggen, zien de voordelen. Zij betalen vier keer minder dan de landen die alles aan de markt overlieten.
Het waren politici die twintig jaar geleden op een wolk van neoliberale euforie de kunstmatige markt gecreëerd hebben. De almacht van de private monopolies is een gevolg van politieke keuzes. Het voordeel van politieke keuzes is dat ze kunnen veranderd worden. De Duitse Stadtwerke kwamen er via strijd door mensen die met petities van deur tot deur gingen en dik tegen de zin van leidende politici hun slag thuis haalden. Die Duitse beweging wil nu nog verder gaan en ook de energiegiganten onder de controle van de gemeenschap brengen. In Frankrijk eisen vakbonden de afschaffing van de geliberaliseerde energiemarkt in Europa. Vandaag zien we ook in ons land een grote coalitie van vakbonden, milieu- en burgerbewegingen ontstaan die net hetzelfde wil doen. Zij willen de macht van de monopolies breken en van energie een publieke sector maken. Het is een idee dat aan populariteit wint in heel Europa. Zelfs in het Verenigd Koninkrijk ziet bijna drie vierde van de conservatieve kiezers zo’n nationalisering wel zitten. Tegen zoveel eensgezindheid kunnen de energiegiganten niet op, zelfs niet als ze zich barricaderen in het Magritte-museum. Energie van het volk. Power to the people, in het Engels klinkt het beter. De macht om te beslissen over de toekomst van onze energie en van het klimaat. Of je nu ’s avonds genoeg hebt aan een kaarslicht of liever enkele sfeerlampen aansteekt, of je een maaltijd opwarmt in de microgolfoven of een uitgebreid diner kookt op het gasfornuis, of je het comfortabel vindt op 19 graden of op 20 graden. Dat zijn geen beslissingen die genomen mogen worden in de directiekamers van Engie en TotalEnergies. Hun rijk heeft lang genoeg geduurd. Hun bankrekeningen zijn goed gevuld. Wij zitten met de brokken. Het puin mogen ze helpen opruimen. Wat we daarna opnieuw bouwen, beslissen wij allemaal samen.